Energiedeskundigen van de Nederlandse Energie Ontwikkelings- maatschappij NEOM hebben berekend dat tot het jaar 2000 in de Nederlandse industrie tussen de tien en dertig procent op het energiegebruik kan worden bespaard. Veel bedrijven en instellingen weten energiebesparing niet op de juiste wijze te schatten. Immers, zo wordt geredeneerd, de energiekosten maken meestal maar een paar procent uit van de totale omzet.
Zij realiseren zich echter niet dat hun winstmarges vaak ook maar een paar procenten zijn en dat die energiekosten daar direct invloed op uitoefenen. Een voorbeeld: uit een onderzoek dat de Stichting voorlichting energie- besparing Nederland (Sven) instelde in de tapijtindustrie bleek een besparing van 25 procent op het energiegebruik mogelijk te zijn. Dat komt neer op een reëele winststijging van gemiddeld zes procent.
Integrale aanpak
Het zijn indrukwekkende cijfers. De kernvraag is echter hoe de ondernemers die besparingen kunnen verwezenlijken. Om te beginnen moet een ondernemer zich een beeld vormen van de knelpunten op het gebied van het energiekostenvraagstuk in zijn bedrijf. Zo is in veel bedrijven een willekeurige doorberekening van de energieprijs in de kostprijs van de produkten te constateren. Daarnaast zien we regelmatig een lage energie-efficiëntie van produktieprocessen, zelfs van moderne produktiemethoden. Soms is er een relatief groot aandeel van de energiekosten in de kostprijs van produkten die sterk onder druk van concurrentie staan of een belangrijk exportaandeel hebben. in bijna ieder bedrijf vallen de energieverspillende gewoonten op, zoals bijvoorbeeld het regelmatig openen van de ramen.
Ondernemers die zich bewust zijn van deze, en soms andere, knelpunten proberen vaak door hap-snap-maatregelen energiebesparing te bereiken. “Maar”, zo constateert Sven in één van haar brochures over energiemanagement, “met deze ad hoc aanpak wordt niet het optimale resultaat bereikt. Het energiegebruik in een onderneming wordt immers bepaald door drie factoren: organisatie, gedrag en techniek. De ervaring leert onomwonden dat een integraal plan -waarin deze drie factoren aan bod komen- de beste resultaten geeft”. Als de leiding van een onderneming een effectief energiebeleid wil voeren, dan moet dit systematisch worden aangepakt.
Warmtekrachtkoppeling: geen confectie maar maatwerk
Zo’n veertien procent van de Nederlandse stroomproduktie is afkomstig van de zogeheten ‘zelfopwekkers’. Bedrijven die tijdens het produktieproces tegelijkertijd warmte en elektriciteit nodig hebben kunnen door een extra inzet van gas, olie of kolen zelf (een gedeelte van) hun elektriciteit opwekken. Dat kan tot aanzienlijke besparingen leiden. Want het rendement van de openbare elektriciteitscentrales (inclusief het transportverlies) ligt op ongeveer 38 procent. Bij warmtekrachtkoppeling wordt de afvalwarmte van de elektriciteitsopwekking nuttig gebruikt. Het rendement kan daardoor fors toenemen. Toepassing van warmtekrachtkoppeling kan landelijk gezien leiden tot een brandstofbesparing tussen de 15 en 35 procent. Maar warmtekrachtkoppeling leidt vaak tot forse investeringen. Is er een soort ondergrens aan te geven waarboven de invoering van warmtekrachtkoppeling economisch rendabel is te maken voor een bedrijf ? De heer L. Bousardt van de Vereniging Krachtwerktuigen: “Nee, een echte ondergrens is niet aan te geven. Als vuistregel kan wel het minimale aantal draaiuren per jaar van vier- a vijfduizend worden gehanteerd. Verder spelen zoveel specifieke parameters een rol, dat van bedrijf tot bedrijf moet worden bekeken of warmtekrachtkoppeling zinvol is. Het is maatwerk en beslist geen confectie.” Bousardt stipt verder de onberenbare schommelingen van de prijs voor fossiele brandstoffen aan. Omdat het rendement van de zelfopwekkers groter is dan die van de openbare elektriciteitsbedrijven, zal een warmtekrachtinstallatie steeds rendabeler worden bij stijgende prijzen van brandstof. “Maar er is nog iets”, zegt Bousardt. “Een hele onzekere factor vormen de milieu-eisen van de regering. Als men in het kader van de zure regenproblematiek hele zware eisen gaat stellen aan de uitstoot van zwavel, dan worden warmtekrachtinstallaties relatief weer duurder in het gebruik, omdat men dan allerlei voorzieningen moet trefffen. Bij zelfopwekkers zullen de kosten daarvan meer in de kilowattuurprijs doorwerken dan bij opwekking in de openbare elektriciteitscentrales.” Uit besparingsoogpunt kan warmtekrachtkoppeling dus voordelig zijn, maar iedere ondernemer zal over de mogelijkheden ervan diepgaand onderzoek moeten (laten) verrichten.
Energiemanagement
Deze systematische, integrale benaderingswijze kan leiden tot goed energiemanagement. Bij energiemanagement worden drie fasen onderscheiden. Allereerst is er de bewustwordingsfase. Via een globale inventarisatie moet duidelijk worden waar, wanneer en waarvoor energie wordt gebruikt. Tegelijkertijdkomen dan de kosten in beeld. Het is mogelijk om de verdeling van het gebruik zichtbaar te maken in een ‘energiebalans’. Zo’n eerste doorlichting kan al mogelijkheden tot besparing aangeven.
In fase twee, de analysefase, houdt men regelmatig metingen. De globale inventarisatie en de energiebalansen kunnen aan de hand van deze meetgegevens worden verfijnd. Tezamen met een goede registratie kunnen deze metingen bijvoorbeeld uitsluitsel geven over een plotselinge toename van het energieverbruik. Daarnaast kan aan de hand van de geregistreerde gegevens worden vastgesteld wat de resultaten van bepaalde bezuinigingsmaatregelen zijn geweest. Ook de bewaking van het energiegebruik en de rapportage, zowel naar de bedrijfsleiding als naar de medewerkers, horen in deze fase thuis.
Met de energievoorlichtingsbus op stap
De meeste Nederlanders kennen Dinteloord alleen van de suikerzakjes. Maar dit vriendelijke Westbrabantse plaatsje herbergt nog meer bedrijvigheid. Even buiten de dorpskern signaleren we het conserven- en zoetzuurinleggerijbedrijf G.A. van der Kroon BV. Het is een koude, heldere dag in maart als één van de twee energie-adviesbussen van Sven op de binnenplaats van dit bedrijf een plaatsje heeft gevonden. Bedrijven en instellingen met een energieverbruik van meer dan 70.000 gulden per jaar kunnen de bus laten komen om in een circa zes uur durende sessie het bedrijf te laten doorlichten op eventuele energieverspilling. Sinds 1980 zijn op die wijze meer dan 1500 bedrijven en instellingen bezocht. De busbemanningen konden bij de bezochte bedrijven een besparingspotentieel van gemiddeld twintig procent aantonen. Terug naar Dinteloord. De busbemanning, bestaande uit de ‘techneuten’ (zoals ze zichzelf noemen) Krull en Van Roon, voert de laatste gegevens over het energiegebruik van de firma Van der Kroon in in de computer. Ze zijn enthousiast over de houding binnen het bedrijf. waar men zelf al is begonnen met een vastlegging van het energiegebruik. Dan stappen vader Van der Kroon en drie van de zeven zonen die in het familiebedrijf werken de bus in. Uit de zakken van de groene overalls en stofjassen komen pen en papier te voorschijn om aantekeningen te kunnen maken tijdens de presentatie van een videofilm over energiemanagement. Dan volgt een rondleiding door het bedrijf. Als makelaars die een pand bezichtigen lopen Krull en Van Roon door de bedrijfsruimten. Naar alles wordt gekeken en er worden vragen gesteld. Met een thermometer prikt Krull in een paar worteltjes voor en na de behandeling in de stoomschilmachine. Hij noteert het verschil. Even later balanceren de beide techneuten boven op een stoomketel om metingen te verrichten. In de lunchpauze na de rondleiding zet de busbemanning de gegevens op een rijtje. Daarna worden de gegevens, die deels in grafiekvorm zichtbaar worden gemaakt, met de Van der Kroons besproken. Wat heeft het bezoek van de energie-adviesbus opgeleverd ? De heer Th. H. van der Kroon: “We hebben een aantal stoomkranen van bekleding voorzien. Dat levert een besparing op van enige honderden guldens. Ook hebben we nachttarief bij de PNEM aangebraagd. We zijn bezig om piekurenmeters te installeren om de kW-max naar beneden te krijgen.” Verder noemt Van der Kroon het beter ventileren van de ruimte waarin de motoren van de diepvriescel staan opgesteld. Bovendien zal het rendement van de stoomketel worden opgevoerd. Alleen een oplossing voor energieverlies in het ‘Pasteurgedeelte’, die de busbemanning had aanbevolen, is niet overgenomen. “Daar heeft één van mijn zoons zelf iets voor uitgedokterd”, zegt vader Van der Kroon trots. De familie Van der Kroon, werkgever van zo’n 24 produktiemedewerkers, was zeer tevreden over het busbezoek. De conclusie lijkt gewettigd dat de kosten verbonden aan zo’n bezoek (1250 gulden voor bedrijven en 750 gulden voor non-profitorganisaties) snel terugverdiend zijn.
Leveringsvoorwaarden energiebedrijven
De derde fase is de uitvoeringsfase. Sven zegt hierover: “Door het nemen van gerichte maatregelen worden de energiekosten verlaagd. De maatregelen zijn niet alleen van technische aard. Ook organisatorische en gedragsbepalende maatregelen kunnen tot aanzienlijke besparingen leiden. Deze maatregelen moeten op een juiste wijze worden afgewogen om een optimaal resultaat te bereiken. Projecten kunnen in volgorde van winstgevendheid worden uitgevoerd. Vraag blijft te allen tijde: met welke middelen bereiken we wat en wanneer, en hoeveel kost dat ?”
Veel gegevens over het energieverbruik zullen ondernemers zelf in hun bedrijf kunnen achterhalen. Ook technische verbeteringen kunnen, eventueel in overleg met externe adviseurs, op initiatief van de ondernemer worden aangebracht. Maar de leveringsvoorwaarden van energie heeft de ondernemer niet in eigen hand. Toch is het meer dan de moeite waard om de contracten met energiebedrijven eens kritisch te bekijken. De energiebedrijven hanteren (nog) geen algemeen geldende maatstaven en tarieven. Bovendien wordt men doorgaans niet gewaaarschuwd bij overschrijding van het voor een bedrijf gereserveerd vermogen. Dat kan dure gevolgen hebben. En de ondernemers die van een energiebedrijf een seintje hebben gekregen dat ze te weinig gebruik maken van de goedkope tijden (nachtstroomtarief), zijn op de vingers van één hand te tellen.
Grootverbruikers van elektriciteit betalen niet alleen in kilowatturen (kWh), maar ook voor het beschikbaar gestelde vermogen in kilowatt (kW). Het werkelijk afgenomen vermogen wordt meestal per kwartier gemeten en de hoogste waarde in elke maand wordt in rekening gebracht. In de wandeling wordt dit een kW-max-meting genoemd. Het is daarom zaak pieken in het elektricteitsverbruik te voorkomen. In sommige gevallen kan het mogelijk zijn de kW-max naar beneden te krijgen door bijvoorbeeld bepaalde zware apparaten niet tegelijkertijd, maar na elkaar te gebruiken. Daarnaast kan het aanbeveling verdienen piekurenmeters te installeren. De meeste elektriciteitsleveranciers hanteren ook een ondergrens van zestig procent van het beschikbaar gestelde vermogen. Stel dat die in een bepaald bedrijf 100 kW bedraagt, dan wordt minimaal 60 kW in rekening gebracht, ook al zou dat bedrijf in een bepaalde maand minder hebben verbruikt.
De meeste elektriciteitsbedrijven passen het contract automatisch aan -verhogen dus het beschikbaar gestelde vermogen- als men twee keer per jar dat vermogen overschrijdt. Dat houdt in dat ook de zestig procent ondergrens omhoog gaat. Een ondernemer die handig gebruik maakt van het nachtstroomtarief kan bovendien daardoor trachten de kW-max (overdag) naar beneden krijgen, zodat het financiële snoeimes aan twee kanten snijdt.
Besparingen door motivatie
Bij energiebesparing in bedrijven is de houding van de medewerkers van groot belang. Naast het aanbrengen van technische verbeteringen aan machines en het verbeteren van de organisatie kan er veel bespaard worden door het motiveren van het personeel. Goed doordachte en uitgevoerde campagnes op dit gebied hebben in tal van bedrijven hun waarde bewezen. De melkunie Holland heeft bijvoorbeeld kans gezien om door een motiveringscampagne het energieverbruik met bijna zes procent te verlagen. Dat resulteerde in een opbrengst van een half miljoen gulden. Nutricia wilde door een dergelijke actie vijf procent besparen. Het resultaat was het drievoudige. Uit onderzoek van de Sven blijkt dat de kosten van een motiveringscampagne tussen de vijf en de dertig gulden per werknemer liggen. De daaraan verbonden besparingen schommelen gemiddeld tussen de vijf en tien procent. Voor kantoren noemt de Sven eeen resultaat van tien tot twintig procent.
Subsidies en voorlichting
Ondernemers die de mogelijkheden van energiebesparende maatregelen willen onderzoeken, kunnen daarvoor subsidie krijgen. Zo’n onderzoek dient te worden uitgevoerd door een erkend technisch adviesbureau. De subsidies kunnen oplopen tot zo’n veertig procent. Ook voor het aanbrengen van technische verbeteringen die leiden tot energiebesparing zijn in een aantal gevallen overheidsbijdragen voorhanden. Zo bestaat er bijvoorbeeld een extra energietoeslag op de WIR. Er zijn in Nederland veel instellingen en organisaties die voorlichting geven op het gebied van energiebesparing: de Kamers van Koophandel, de verschillende onderzoeksorganisaties voor het MKB, het ministerie van Economische Zaken, technische adviesbureaus. Het zijn er teveel om op te noemen.
Eén van de belangrijkste voorlichters is Sven. Deze ruim tien jaar oude stichting geeft een groot aantal brochures en publicaties uit over de meest uiteenlopende onderwerpen op het gebied van energiebesparing. Daarnaast verricht zij in samenwerking met andere organisaties specifieke bedrijfstak-onderzoeken. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in een aantal handzame boekwerkjes. Sven laat verder een tweetal energie-adviesbussen het land doorkruisen en geeft voorlichting over subsidiemogelijkheden. Ook aanvraagformulieren voor bepaalde subsidies zijn bij Sven verkrijgbaar. In Amersfoort zetelt Krachtwerktuigen, een particuliere vereniging waarvan zo’n drieduizend bedrijven en instellingen lid zijn. Deze vereniging zonder winstoogmerk biedt haar leden directe ondersteuning bij de bedrijfsvoering en bij nieuwbouw en renovatieprojecten op het gebied van energie en milieu. Naast de individuele advisering behartigt Krachtwerktuigen ook de collectieve belangen van de leden. Zo onderhandelt de vereniging met de openbare nutsbedrijven en overheden om voor haar leden de laagste energietarieven en milieuheffingen te bereiken. Een nieuwe loot aan de stam is de Energie Databank Nederland (EDN). Deze databank, die tegen een geringe vergoeding kan worden geraadpleegd, is een centrale vraagbaak voor bedrijven die regelmatig gegevens nodig hebben over energie en energieverbruik. Daartoe beschikt de EDN, naast gegevens van het ECN, ook over een inventarisatie van alle energiegegevens die voorhanden zijn bij verschillende bronhouders zoals DSM, Gasunie, TNO, VEG-gasinstituut, Neom, Sven en Krachtwerktuigen.
Gepubliceerd in Succes